Wat kan ik voor je betekenen?
Het gezin waarin kinderen zijn geboren heeft grote invloed op hun ontwikkeling, ook als ze daar niet wonen. Het vormt als het ware hun ‘wortels’. Een positieve relatie met familie draagt bij aan gezond opgroeien. Woont jouw kind in een gezinshuis? Of zoek je als gezinshuisouder naar een positievere manier van samenwerken met de ouders van een kind dat je opvangt? Daarin kan ik je ondersteunen.
Samenwerken aan terugplaatsing naar huis en/of familieversterking
Het uitgangspunt van systemisch werken is dat iedere persoon een eigen plaats inneemt in een gezin (oftewel ‘systeem’)
en een rol van invloed heeft. Een verandering in omstandigheden of relaties kan de balans verstoren. Soms is de situatie zo ernstig dat een kind (tijdelijk) niet bij zijn of haar ouders kan wonen. De ondersteuning die ik bied is vooral gericht op samenwerking tussen gezinshuisouders en ouders. Vanuit een positieve samenwerking kunnen zij, samen met de hulpverleners, een perspectief bepalen richting volledige of gedeeltelijke terugkeer naar huis (bijvoorbeeld in de weekenden). In dat proces is bij de start een heldere rolverdeling nodig. Ik werk dan ook intensief samen met casemanagers en gezinsbegeleiders van zorgaanbieders, jeugdbeschermers en andere hulpverleners. Daarnaast is samenwerking met het netwerk van de kinderen en ouders vanzelfsprekend.
Gedragsdeskundige in gezinshuizen
Jeugdzorgorganisaties of gezinshuisouders kunnen mij inzetten als gedragsdeskundige bij de plaatsing van een kind in een gezinshuis. Het voornaamste doel is dat de relaties die het kind aangaat positief verlopen en dat de samenwerking tussen de ouders en gezinshuisouders (en andere betrokken mensen) open en prettig is. Als de communicatie stroef gaat, kan dat negatief gedrag bij kinderen veroorzaken. Samen met de gezinshuisouders en ouders probeer ik in zo’n situatie het gedrag van een kind te duiden en zoeken we met elkaar naar mogelijkheden om daarmee om te gaan dan wel het gedrag van het kind te veranderen. Dit vraagt van de ouders en gezinshuisouders dat ze ‘durven’ te kijken naar hun eigen binnenwereld, hun eigen pijn kunnen (h)erkennen en op basis daarvan hun eigen gedrag willen veranderen.